Eens buiten het
luchthavengebouw draaiden we linksaf richting de nieuwe bushalte waar de
stadsbus stond die ons naar het treinstation van Charleroi zou brengen. Toen
wandelden we nog. Sonja met een 20kg zware tas op wieltjes. Ikzelf met 2x 10kg
aan handbagage. Onweerstaanbaar ging ons wandelen over in stappen en onmerkbaar
veranderde het stappen naar lopen, om dan uiteindelijk bij het zien van het
knipperen van de linker richtingsaanwijzer van de bus, uit te monden in
sprinten. Na zo’n 250 meter was ik met links en rechts slingerende bagage
genaderd tot op zo’n 10 meter van de bus, toen door een simpele druk van de
rechtervoet van de chauffeur, het gevaarte zich in beweging zette, zonder zich
ook maar de bekommeren om het lot van twee aanstormende thuiskomers. Zelfs een
ultieme meters verre slingerbeweging met één van de zakken, noch ons “STOP”
geroep (door de inspanning kon ik niet onmiddellijk op het Franse “ARRET”
komen) konden de stoplichten doen rood gloeien. Twee toeristen vol ongeloof,
woede, met moordneigingen maar vooral in ademnood, bleven verweesd achter op
een verlaten, afgelegen en duistere terminus…

Terwijl het
bordje “Charleroi-Sud” nu en dan opflikkerde door een kapotte neonlamp,
dwaalden wij rond in de donkere catacomben van het treinstation, toen we werden
aangesproken door een Frans sprekende landloper, die ik met een simpele “NON”
de mond snoerde vooraleer hij heel z’n litanie over zijn misérable bestaan op
ons wou afvuren…

Iets verder kwam
een zeventiger hangend aan de schouders van een donkerkleurig hoertje
aangestrompeld, waarbij zijn kwijl tussen de spleet van haar borsten liep, en
zij hem tussen de klapdeuren van de treinwagon probeerde te persen. Drie zitjes
achter ons lag hij luid te kreunen alsof hij zijn sessie van het afgelopen uur herbeleefde…

Tijdens de
volgende 3 minuten kregen wij het bezoek van twee bedelaars waarvan één in
korte broek en sandalen en dat in putje winter, die honger had en één met een
hond die honger had. Tussen deze twee heren in kwam een man schuin naast ons
gezeten, naar ons toe om alstublieft zijn treinkaart in te vullen. Wij vermoedden
dat hij niet kon schrijven …

Het ó zo
vertrouwde fluitsignaal met Franse “RRRRR….” van de treinconducteur bracht
redding en traag schoof al deze ellende aan ons voorbij. We keken elkaar aan en
dachten waarschijnlijk het zelfde : “Welkom in België!”

Intussen zijn we
al volledig terug ingeburgerd, lopen gestresseerd rond met overvolle agenda,
feest nà feest afschuimend, dakloos en dus volledig afhankelijk van het
medelijden van onze vrienden en familie, en terwijl aftellend naar de geboorte
van ons vierde kleinkindje ergens halfweg februari. Maar nu op deze rustige
zondagnamiddag ergens in een residentieel huis rond Tielt, halen we onze
herinneringen van de laatste zeven maanden terug boven.

Halfweg juni
lukte het ons uiteindelijk toch om ons los te rukken van het wondermooi
Barcelona met haar Sagrada Familia, Parc Guell, haar voetbaltempel Nou Camp en
La Rambla inclusief drugverkopers. Snow Goose dreef van de ene Cala naar de
andere en net toen we ons alleen op de wereld waanden, hoorden we een
oerschreeuw weergalmend over de volledig verlaten baai “NICO MUYLLAERT !!!”.
Verwondering, verwarring, ongeloof… Niemand wist immers waar we ons anker
hadden laten vallen en plots hoor je daar je naam weergalmen. Bleek het toch
wel een schoolvriend van zéér lang geleden te zijn, die “toevallig” op zoek was
naar een vriend en een bed om te slapen. Dat Zwitsers (Arnold woonde intussen
in Zwitserland) kunnen drinken, werd die avond probleemloos bewezen, en nà een
nachtje boemelen op ons eigen schip, verdween onze verrassende gast terug
richting het dak van Europa.

Een bezoek aan
het duikmekka van onze duikclub RDK in Cala Joncols kon natuurlijk niet
ontbreken aan ons vaarschema. Een nachtduik onder leiding van Peter en Marion,
een onderricht over onderwaterfotografie en een rustig zeiltochtje naar
Cadaques sloot ons verblijf langs de Spaanse kust voorlopig af.

Bakken regen in
Cannet-en-Roussilion; een blaasontsteking; een “merde, connard, trou du cul” en
nog van dat, dat ik als antwoord kreeg toen ik een Franse bestuurder aansprak
omdat hij zomaar zonder de minste schroom, vuiligheid door zijn autoraampje vlak
voor ons op straat dumpte; sextoerisme in Agde; armoede in de buitenwijken van
Perpignan; gekneusde ribben bij het aanleggen in één of ander piepklein
plaatsje; verblijf in de grootste maar ó zo dode jachthaven van Europa: Port
Camarque, bracht ons uiteindelijk op quatorze juillet naar de moeder der Franse
havens : Marseille!

Een vuurwerk om
nooit meer te vergeten midden in de haven tussen bomvolle boten vol met
Marseillaisen en daags nadien een lijdensweg bij 40 graden celcius naar Notre
Dame de la Garde tronend hoog boven de stad nam blijkbaar zoveel energie van
ons dat we de drukte ruilden voor het Caraïben gevoel van l’Ile de Porquerolles.
Verse croissants, frisse pintjes, ijsjes,….werden zomaar aan boord geleverd met
behulp van alle soorten bijboten.

Zalig, ware het niet dat daar nà een
aantal paradijselijke dagen, op een
namiddag een storm overkwam waarbij bijna alle boten ervandoor gingen richting
haven, en wij met enkele achterblijvers getuige waren hoe een op drift geslagen
onbemande boot een ravage aanrichtte bij een buurboot, bemand door een tiental
in paniek geraakte jongeren. Buiten de averij liep alles uiteindelijk gelukkig
goed af. Wijzelf verloren op diezelfde plaats een peddel van de bijboot, die we
nadien terugvonden, en een sleutelbos, die we niet terugvonden …

De Franse Rivièra
gleed onder onze kiel door en zo bereikten we de Baie de Canebiers vlakbij het mondaine
St. Tropez, waar we naast een superjacht “Roma” ons 35kg Bruce anker lieten
vallen. Wegens te veel paparazzi en een enorme deining door een constante
stroom superjachten die de baai van St. Tropez binnen en buiten voeren, verkasten
we naar een rustiger plaatsje net voor een klein strandje. Hier waren we
getuige van een verbluffende evenwichtsoefening. Probeer eens zo lang mogelijk
rechtopstaande gewoon op een normaal tempo in een rondje te draaien. Hoelang
zou je dit kunnen volhouden zonder te vallen denk je ? Eén minuut, twee minuten, … Wel, de niet meer
zo jonge dame die helemaal alleen op het strandje stond slaagde er in om één
volledig UUR rond haar as te draaien zonder ook maar één keer haar evenwicht te
verliezen. Onvoorstelbaar! Vreemde vogels daar!

Een aantal
vrienden kwamen ons hier opzoeken. In St. Tropez waren dit Carina en Jef,
waarbij deze laatste en ikzelf bijna een boete aangesmeerd kregen om in blote
borst rond te fietsen op zoek naar een duikcentrum om onze duikflessen te
vullen. We hadden beter Carina en Sonja gestuurd 🙂

In Cannes was
het de beurt aan Hilde, Filip en kroost om ons tijdelijk te vervoegen.
Spectaculair werd het hier want diezelfde week was er een grote diamantenroof
in het Carlton hotel aan La Croisette, en waren we getuige van een felle brand
van het controleplatform tijdens een Europese vuurwerkwedstrijd.

Zoals menig
zeiler hebben ook wij eens pech gehad bij het wegvaren uit één of andere
meerplaats : motor aan, in achteruit gezet en … touw in schroef gedraaid. Bij
nazicht onder water kreeg ik toen echter bijna een hartinfarct : niet alleen was
de schroefas alsook de schroef volledig omwenteld door de dikke meertouw, ook
de zware ketting waaraan de meertouw was bevestigd was als een kluwen rond dit
alles gedraaid! Nà veel gevloek en onderwater-gepruts bleek als bij wonder dat
we geen schade opgelopen hadden. Oef!

Onderweg naar
Villefranche zagen we het fenomenale bootje van Abramovich (“Eclipse”
165m x 23m, met helikopter en zeilboot op haar dek natuurlijk) om in de baai te
ankeren naast een cruiseschip. Deining of “swell” was ook hier een probleem
zodat we tegen middernacht toch besloten om de zéér ondiepe haven binnen te
sluipen. Met zo’n 10 cm water onder onze kiel vonden we uiteindelijk nog een gratis
plaatsje in de overvolle haven.

Nadat we op 5 augustus in het wondermooi gelegen Beaulieu,
vlakbij Monaco, ons 20 jarig jubileum hebben gevierd, en 20€ vergokten in
evenveel seconden in het casino van Monte Carlo, voerde de wind ons naar San
Remo, onze eerste Italiaanse haven.

Gezeten op een terrasje hadden we net onze lippen aan een
koud pintje gezet toen een oudere man net naast ons onwel werd en zijn
tafelgenoten nogal paniekerig reageerden. Onze 3-seconden-diagnose :
verslikking. Sonja wou hem onmiddellijk bespringen met haar Heimlich-greep. Ik
hield het op eens goed kloppen op zijn rug. Een toevallige verpleger, dokter,
chirurg, enfin iemand met meer verstand van zo’n toestanden, stelde een andere
diagnose : hartaanval! Heeft die man geluk gehad dat wij ons toen wijselijk op
de achtergrond hebben gehouden….

Om te zeilen heb je nog altijd wind nodig. Bewijs hiervan
is dat we van plan waren de volledige Italiaanse kust te volgen, doch daags
nadien lieten we het anker vallen in … de baai van Calvi op Corsica. Blijkbaar
hielden onze twee service batterijen het hier nà 13 jaar trouwe dienst voor bekeken
en werden nieuwe gel batterijen besteld. De uiterst vriendelijke havenmeesters
vergezelden ons naar een plaatsje net vóór een aantal rode boeitjes, die de
omtrekken van een gezonken motorjacht markeerden. Twee maal raden wat de
oorzaak van het zinken was. Juist, ja kapotte batterijen….

We hadden dus 2
weken om het eiland voor een stuk te verkennen en wat is nu beter dan dit te
doen met een scooter ? Wij crosten in prachtig weer rond in de bergen, zigzaggend
tussen de koeien, varkens en geiten op de weg.

Intussen waren we door
aangekondigde swell, verkast naar Port Toga, een haven vlakbij Bastia. Mooi,
maar met een disco in de haven, niet echt rustig te noemen… Nà 14 dagen hadden
we het hier wel gezien en via Elba (je weet nog wel … Napoleon) en Isola del
Giglio (gekapseisd bootje Costa Concordia….) ging het naar een minuscuul klein
haventje op de rivier de Tiber (Tevere), poort tot Rome. In afwachting van het
bezoek van Carine en Franky huurden we een autootje en toerden één week rond in
Toscane en Umbrië. Lago di Bolsena,
Pitigliano, Savana, Sorano, Onano, Orvieta, Piancastagnaio, Abbadia, Salvatore,
Monte Amiata, Montalcino, Siena, San Gimignano, Certaldo, Firenze, Arezzo,
Gubbio, Assisi, Spello, Spoleto : werkelijk heerlijke plaatsen in een prachtig
landschap.

Vier oude Belgen doorkruisten de volgende dagen de
Romeinse straten en menig fotootje werd hier genomen. Onze gasten trakteerden
ons met een overnachting in een mooi in het centrum gelegen hotel. Daags nadien
was het onze beurt en zakten wij terug af naar het jazz-club restaurantje in
onze haven, waar we na een heerlijke maaltijd vergast werden op een
gelegenheids jazz bandje, bestaande uit diverse muziekanten die iedere
vrijdagavond samenkomen om hun passie met ons te delen. Prachtig!

Twee uren bij de Guardia Costiera gezeten om dan
uiteindelijk te horen dat we elders moesten inklaren; hemel en aarde moeten
verzetten om een borgsom van 20€ terug te krijgen van een marinero; onderschept
door de marine en belachelijk ver moeten omvaren rond een militaire zone; het
toepassen van echt willekeurige liggelden; kortom tussen wij en de Italianen
zal het nooit “amore grande ” worden. Het kan echter ook anders want in Acquamorte
bijvoorbeeld kwam bijna heel het dorp kijken naar dit vreemde schip het als
enige aandurfde er binnen te varen. Of in Salerno waar we tijdens het wachten
op de start van het vuurwerk in gesprek raakten met een zéér bejaard koppel in
… gebarentaal. En om misschien een voorbeeld aan te nemen : In de haven van
Sant Agatha di Militello kregen we gratis vervoer naar de supermarkt en werd
bovendien een GRATIS ontbijt aan boord gebracht!

Nà een bezoekje van RDK vrienden Natasha en Thomas en kok
Stefaan, brak voor ons dag 500 aan. Op onze 2-daagse oversteek naar Sicilië
kregen wij het gezelschap van vele dolfijnen en nieuw voor ons : walvissen !
Als apotheose zeilden we ’s morgens vroeg langs de actieve vulkaan Stromboli
waar we vol ontzag staarden naar de rood-gele lavastromen.

Via de Liparische eilanden bereikten wij zo de Siciliaanse
kusten met haar contrasten. Cefalu: wondermooi; Palermo met haar volkse en authentieke
Balaria wijk en haar Catacomben van de Kapucijnen : het meest lugubere bezoek van
onze reis.

Al hoewel we net voor ons vertrek uit Palermo nog af te
rekenen kregen met een verstopte wc afvoerbuis (het kostte ons ettelijke
nachtelijke uren om dit op te lossen), hoorden wij de roep van onze
eindbestemming voor dit jaar. Zo zeilden wij via Trapani, Favignana, Marsala,
Sciacca, Porto Empedocle uiteindelijke naar onze overwinteringshaven Licata.

We spoelen een aantal weken verder en ik bevind me plots
negen hoog bij stralend weer uitkijkend over de haven van Blankenberge waar
alles voor ons bijna 2 jaar terug begon. We vullen onze dagen met etentjes bij
vrienden die benieuwd zijn of we verdikt dan wel gebruind zijn; babysitten voor
onze drie kleinkinderen; aftellen naar de geboorte van ons vierde kleinkindje;
schilderen, klussen en verbouwen bij onze eigen kids; helpen met auto- en
appartementkeuzes; luisteren naar afgesprongen vrijages; scherven lijmen bij
twee tachtigjarigen; chaperonne zijn op doktersbezoek en ga zo maar door. Dan
kijk ik heimelijk over de Blankenbergse polders naar een stralende zuidelijke
horizon waar ergens ver weg ons huisje veilig dobbert en waar het leven precies
veel simpeler is…