Een vriend van Ramon, John, lag met een aantal
pensionada’s al jaren in een idyllisch plaatsje genoemd San Vincente de la
Barquera. Geef toe : de naam alleen al
vraagt gewoon om een bezoek. De eerste dag van augustus tuften we het estuarium
van San Vincente binnen. Van een Nederlandse oogarts die enkele dagen vóór ons
dezelfde route zeilde, waren we gewaarschuwd dat er geen echte haven was en dat
het zoeken naar een geschikte ankerplaats niet simpel was. Behoedzaam gleed
Snow Goose over de drempel richting het stadje. Net voor de brug lagen een aantal
drijvende pontons vol met plaatselijke bootjes. Links ver over een ronde
droogvallende watervlakte lagen 2 boten voor anker en nog ééntje net voor een
klein strand. Deze laatste zou waarschijnlijk het dobberende huis van John
zijn. We tuurden zo’n beetje in het rond op zoek naar een oplossing, toen een
visser ons wenkte om langs de kademuur te komen liggen. We lieten dit
natuurlijk niet aan ons voorbijgaan en vijf minuten later lagen we aan lange
lijnen tussen een rij vissersboten. We hadden geluk : de ene vissersboot achter
ons was blijkbaar druk doende met zijn papierwerk en zou vandaag en morgen niet
meer uitvaren, terwijl de andere boot blijkbaar motorpech had. Het was
inderdaad een mooi plaatsje en net toen we terug aan boord waren, kwam een
Spaanse boot en later nog een Nederlandse boot “Rappe” uit Breskens tegen ons
liggen.

’s Morgens deed Sonja een poging om rechtstreeks van een
binnengekomen vissersschip een visje te kopen, doch het ding, bonito of te wel
tonijn, bleek met één meter net te groot voor onze koelkast…

Nadat onze 2 buren voor ons plaats hadden gemaakt, lukte
het ons net (10 cm …) om met een harde stroming van tussen de vissersboten te
manoeuvreren.

Het zou een lange en vermoeiende dag worden : een zéér
hoge deining en wind op kop zorgden ervoor dat we pas rond 19u30 aanmeerden in
Gijon. Zo’n uurtje later volgde een nogal emotioneel weerzien met Dina en
Stein, dochter en schoonzoon uit Ruddervoorde. Zij hadden de niet te
onderschatten inspanning gedaan om tijdens hun 2 weken durende auto-tent
vakantie, ons een bezoek te brengen.

Uiteraard leerden wij hen later op de
avond de Spaanse tapa’s en bier kennen. Nà
wat reorganiseren, van rommel- naar gastenkamer, hadden zij de eer om deze
slaapplaats als eerste te testen. Buiten wat gezucht en gekreun bleek deze goed
mee te vallen…

Daags nadien bleek een zéér belangrijke datum in de
notulen van Snow Goose te worden! Niet omdat we alle vier het strand bezochten;
ook niet omdat Stein en ikzelf voorstelden om met de zodiac per motor de haven
uit te varen en aan te leggen op een overvol strand (wat een ramp bleek te zijn
want de zodiac loste, er sijpelde water binnen en hier bovenop weigerde de
motor te starten) zodat onze mannelijkheid een aardige deuk kreeg toen we 2 uur
later al peddelend de haven verlieten en onder de afkeurende blikken van de
vrouwtjes op het strand aanspoelden. Enfin, nà een bbq diezelfde avond heeft de jongere helft van de mannen (zijnde
Stein dus) zichzelf voor eeuwig gebeiteld in de annalen van de
Snow Goose : nà urenlang zwoegen en zweten (het was al aardig donker) zwiepte
Stein de eerste vis als een volleerd visser op het teaken dek van Snow Goose.

“Beet !!!”
weerklonk door gans de overigens doodstille haven. Beet maar nog niet dood
natuurlijk. Het was blijkbaar een taai of zeer slim beest want nadat de
overwinnaar hem eerst een tik had gegeven en hij op een bord in de keuken
morsdood lag (althans dat dachten wij) begon hij plots weer te spartelen op
zoek naar water. Een welgemeende uppercut met een roeispaan liet hem voor
altijd zwijgen. En toen … tja begon de zoektocht naar de naam van de vangst en
of hij eetbaar was. Een ganse resem boeken en encyclopedieën werden erbij
gehaald, foto’s van het vislijk werden genomen, dissectie volgde, zelfs de
Spaanse ex-consul van België werd om advies gevraagd. Resultaat : het beestje
bleek een dorade, zelfs van koninklijk
bloed (Royal) en bovendien eetbaar want bij het volgende middagmaal werd het
visje gevierendeeld…

Na de middag slenterden wij door een overigens
verrassende stad : weinig uitgestorven straten met veel volk op de been. Aan
een strand met een soort monstergolven lieten (opnieuw) de mannen zich eventjes
gaan en doken onder het waakzaam oog van een handvol redders het bruisende sop
in. Echt spectaculair hoe de onderstroom je uit alle macht probeert mee te
sleuren naar zee. Maar niet met ons zulle ….

Nà een opnieuw een zakdoekmoment tuften Dina en Stein de
volgende dag richting Vlaanderen en bleven wij een beetje triestig alleen
achter. Het was tof om hen aan boord te hebben. Veel tijd om na te denken
hadden we niet want maandag 6 augustus brak aan : 1 jaar getrouwd ! Die begon
met verse baguetas, cava, bloemen en … vuurwerk. Nà een dag niets doen (!)
trokken wij ’s avonds alle registers open in een leuk restaurant.

De volgende dag lieten wij de katers uit met de fiets en
trokken door de minder gekende delen van Gijon. ’ s Avonds hadden wij netjes plaatsgenomen op
één van de bankjes langs de haven toen in de verte twee nieuwe bemanningsleden
aangestapt kwamen : Annick en Marnix.
Wij bleven zitten en … ze stapten ons pal voorbij ! Pfff … waarschijnlijk zijn
ze pas verliefd en zien ze enkel elkaar ….

Met een wedstrijdzeiler als Marnix erbij zouden we de
volgende dag vliegen naar Cudillero. Hallo ? Tja … zéér warm en bijna geen
wind. Dus werd het een rustig tochtje naar het mooiste dorpje van Noord Spanje,
waar onze twee bezoekers onmiddellijk opteerden om er enkele dagen te blijven.

We vulden de dagen met zwemmen, wandelen in, rond en boven het dorp, een
autotocht in het hooggebergte (we hadden intussen hun auto in Gijon opgehaald),
en uiteraard eten en drinken. Soms lekkere eigen keuken, soms op restaurant of
gewoon tapas. Terwijl onze gasten opnieuw richting Niort en verder huiswaarts
reden, zeilden wij Luarca binnen, waar we de enige buitenlandse boot waren en
er bovendien niemand te bespeuren viel om aan te leggen. Niet dat we iemand
nodig hadden hoor : we pikten een boei
op en met 50 meter touw in de hand dook ik het water in om deze aan de kade te
beleggen. Het was een attractie op zich….

We waren er het roerend over eens : Luarca bezit het kerkhof met het mooiste
uitzicht ter wereld. Hoog boven het dorp staat een spierwit kerkje met witte
graven met een spectaculair uitzicht over de baai, zee en kliffen. ’s Avonds zaten
wij langs de kade op de eerste rij voor een optreden van een jazzduo, elk met
een mojito en een caipiriña. Meer moet dat niet zijn…

Onze volgende stopplaatsen waren Ribadeo (waar mijn
vrouwtje voor de eerste keer zelf pulpo (inktvis) klaargemaakt heeft), Viveiro
(waar we een Maria processie gevolgd hebben en ’s avonds stonden te dansen
tussen honderden Spanjaarden bij een optreden van een viertal gesteund door een
heus balorkest en waar we ook de bemanning van de Breskens zeilboot de Rappe
aan boord ontvingen), Cedeira (waar we op anker lagen nadat we de meest
noordelijke punt van Spanje Cabo Estaca de Bares succesvol gerond hebben) om
uiteindelijk aan te meren in de haven met de klinkende naam : A Coruña !

Hier komen allerhande zeilers samen : zij die
rechtstreeks van Falmouth de Biskaye overzeilen, zij die ergens vanuit
Frankrijk (bv. La Rochelle) de overtocht aanvatten, kusthoppers zoals wijzelf,
en ook buitenlanders die op de terugweg zijn. Plannen worden hier uitgewisseld,
bekende boten begroet en afscheid genomen. Elk gaan we onze eigen weg. Wij bezochten intussen de mooie oude stad met
ontelbaar veel restaurantjes en majestueuze gebouwen. Zoals het boek van Clemens
Kok in schoonheid de Golf van Biskaye afsluit met een bezoek aan Santiago de
Compostella, zo namen ook wij op maandag 20 augustus de trein naar dit bedevaartsoord.
En het moet gezegd: het is een belevenis! Je ziet de peregrinos de stad
binnensijpelen om, alsof ze afgesproken hebben, allen samen te drommen voor de
kathedraal op de Plaza del Obradoiro. En ja, ook wij namen de tijd om de sfeer
op ons in te laten werken (we woonden toevallig ook een Spaanse mis bij in de
overvolle kerk waar Jacobus zit aan het einde van de 97 m lange middenbeuk onder
een enorm goudkleurig uitzinning versierd baldakijk) en bezochten daarna het
museum, de kapellen, de schatkamers en het klooster horende bij de kathedraal.
Neen, wij gingen niet in de rij staan om de schouder van Jacobus aan te raken,
omdat wij geen echte pelgrims zijn. Alhoewel, is het gegeven dat wij zo’n 2000
km weer, wind en water getrotseerd hebben ook geen vorm van pelgrimstocht ?

Gedaan met tegen de westenwind in te zeilen of te motoren
: Camariñas ligt om de hoek en stilletjes
aan draait onze boeg naar zuid-west. We varen langs Malpico, waar een tiental
jaren terug de olietanker Prestige zonk, en zeilen warempel de ria binnen onder
vol zeil met 25-30 kn wind. Dat was lang geleden ….